Sol en de prof. ontw. van leraren

Terug naar professionele kwaliteit  

Moreen Beentjes

Moreen Beentjes

 Sol en de professionele ontwikkeling van (aanstaande) leraren1

Inleiding

Een populaire maatlat voor de professionele ontwikkeling van (aanstaande) leraren is het competentiemodel van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL, Bekwaamheidseisen po, 2006). Dat model bevat een indrukwekkend aantal bekwaamheidseisen en verantwoordelijkheden, die zijn ondergebracht bij zeven competenties. Het is mogelijk om sol-activiteiten te koppelen aan alle verantwoordelijkheden die in het SBL-model aan bod komen. Dat is op zich zinvol maar als het blijft bij zo’n checklistbenadering dan wordt de professionele ontwikkeling te kort gedaan en komt het sol-perspectief onvoldoende uit de verf. Want daarbij gaat het op de eerste plaats om nieuwsgierigheid en weetgierigheid die uitmonden in een speelse onderzoekshouding van de leraar. Een houding waarin de leerlingen worden meegenomen.

 

Sol en de SBL-competenties

Wat nieuwsgierigheid, weetgierigheid en onderzoekshouding betreft, houden de SBL-competenties zich erg op de vlakte. De SBL-leraar neemt veel verantwoordelijkheid, voldoet aan nogal wat bekwaamheidseisen en maakt dat op tal van manieren zichtbaar in haar of zijn gedrag. Dat gedrag oogt echter op papier bijna nergens als speels, weetgierig en nieuwsgierig. Wat dat betreft, volstaat de SBL met ‘nieuwsgierig naar de ideeën van de kinderen’ (p. 6). Wat onderzoekshouding betreft, ontbreekt elk spoor. Wel is er bij competent in reflectie en ontwikkeling de eis: “Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar.” (p. 20). En verder komt het woord ‘onderzoeksmatig’ tweemaal tussen haakjes voor maar helaas niet gekoppeld aan houding (p. 8 en 14).
Kortom, de leraar komt uit het SBL-competentiemodel tevoorschijn als een gedegen ambachtsman. Daar is niets mis mee maar vanuit sol gezien werkt de leraar daarnaast en vooral aan een speelse of zelfs ludieke2 onderzoekshouding en is daar ook naar de leerlingen toe op gericht.

 

Van onderzoekshouding naar praktijkvisie

Vanuit een ludieke onderzoekshouding wordt de zevende en laatste competentie van het SBL-model in de tang genomen. Die competentie is gericht op reflectie en ontwikkeling en zoals we eerder schreven, geldt als onderdeel van de bijbehorende bekwaamheidseis voor de leraar: “Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar” (p. 20). Het bijbehorende reflectieproces zou er toe moeten leiden dat de opvattingen over leren en onderwijzen een toenemende samenhang vertonen, uitmondend in een persoonsgebonden en praktijknabije visie die wij aanduiden met praktijkvisie. In het document Op weg naar een praktijkvisie wordt daar op ingegaan.

 

 Moreen Beentjes speciaal



1 Zie voor een uitvoerige tekst over dit onderwerp: hoofdstuk 8 van het boek ‘Van spelen tot serious gaming’, onder
  redactie van G.M. van der Aalsvoort en uitgegeven bij Acco.
2 Het begrip ‘ludiek’ sluit het begrip ‘speels’ in en overstijgt dat begrip. Vanuit een ludieke houding worden wetenschap,
  kunst en religie als spel (hoger spel, heilig spel) ervaren, beoefend en uitgedragen.
  Bron: Huizinga, J. (1940). Homo Ludens. Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur. Haarlem: H. D. Tjeenk
  Willink. Zie de pagina’s:  XII, 6 en 7.